Laatste documenten binnen dossier 28484


13-06-2006

KST98016 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima; Brief minister over toezegging burgermoed als strafeisverzwarende omstandigheid

De Vaste Kamercommissie voor Justitie heeft minister Donner gevraagd om in het kader van het wetsvoorstel herijking strafmaxima in overleg te treden met het OM, om te bezien of in de strafvorderingsrichtlijnen aangaande geweldsmisdrijven strafeisverzwarend gewicht zou kunnen worden toegekend aan de omstandigheid dat geweld is begaan tegen een persoon die burgermoed heeft getoond (Kamerstukken 2003/04, 28 484, nr. 34). In onderhavige brief gaat Donner nader in op de uitkomsten van het overleg met het OM. Met het OM is gesproken over de wijze waarop vastgelegd kan worden dat strafeisverzwarend gewicht kan worden toegekend aan de omstandigheid dat geweld is begaan tegen een persoon die burgermoed heeft getoond. Gelet onderwerp zal worden opgenomen in het herziene kader voor strafvordering.

Kamerstuk 2005-2006 KST98016

12-07-2005

KST88583 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima; Brief minister over voorstel Reparatiewet II Justitie (Kamerstuk 30171, nr. 2)

Minister Donner (Jus) laat door middel van deze brief weten dat het voorstel voor een reparatiewet op 23 juni 2005 bij de Tweede Kamer aanhangig is gemaakt.

Kamerstuk 2004-2005 KST88583

09-02-2005

KST83945 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima; Wijziging voorgesteld door de commissie inzake een correctie op de tekst van artikel 14b, tweede lid, in verband met het aangenomen amendement op stuknummer 15

In de formulering van deze wijziging wordt de proeftijd van 10 jaar explicieter beperkt tot misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

Kamerstuk 2004-2005 KST83945

01-12-2004

KST81769 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima; Brief minister over de uitvoering van de motie-Griffith

De minister geeft een ractie op de aangenomen motie-Griffith over een onderzoek naar de mogelijkheden, het nut en de noodzaak van verlaging van de voorlopige hechtenis. Er is al eerder een onderzoek uitgevoerd door De Hullu, Koopmans en De Roos inzake het wettelijk strafmaximum in 1999. Daarnaast is het onduidelijk of ruimere toepassing van voorlopige hechtenis leidt tot een betere bestrijding van de criminaliteit. Het onderwerp krijgt daarom nu geen voorrang en zal behandeld worden bij de herziening van het Wetboek van Strafvordering.

Kamerstuk 2004-2005 KST81769

08-06-2004

KST76899 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima; Amendement over het verhogen van de maximumstraf voor eenvoudige mishandeling van twee naar vier jaar

Kamerstuk 2003-2004 KST76899

KST76901 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima; Amendement over het verhogen van het strafmaximum voor het bezit van steekwapens van de 1e categorie (stiletto's, werpsterren etc.)

Kamerstuk 2003-2004 KST76901

KST76894 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima; Amendement over het kunnen opleggen van een verbod op het houden van dieren tot maximaal een jaar bij dierenmishandeling of -verwaarlozing

Kamerstuk 2003-2004 KST76894

KST76891 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima; Amendement over het kunnen opleggen van hogere boetes aan handelaren en fokkerijen die dieren verwaarlozen

Kamerstuk 2003-2004 KST76891

KST76896 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima; Amendement over het verhogen van de maximumstraf op dierenmishandeling van twee naar vijf jaar

Kamerstuk 2003-2004 KST76896

KST76900 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima; Amendement om ook bumperkleven, het niet verlenen van voorrang en het gevaarlijk inhalen aan te merken als strafverzwaringsgrond

Kamerstuk 2003-2004 KST76900

KST76890 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima; Amendement over het kunnen ontzeggen van de rijbevoegdheid in gevallen waarin iemand doelbewust inrijdt op een ander

Kamerstuk 2003-2004 KST76890

KST76895 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima; Amendement om de originele strafverschillen tussen mishandeling met en zonder zwaar lichamelijk letsel weer tot uiting te laten komen

Kamerstuk 2003-2004 KST76895

13-11-2002

KST64293 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima; Brief minister bij aanbieding nota van wijziging inzake bovenvermeld wetsvoorstel (28484, nr. 5)

Betreft mededeling over aanpassing van de bepalingen over strafrechtelijke bescherming die Wetboek van Strafrecht verleent aan Staten-Generaal en haar leden in het betreffende wetsvoorstel.

Kamerstuk 2002-2003 KST64293

KST64294 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima; Nota van wijziging

aanpassing strafrechtelijke bescherming die het Wetboek van Strafrecht verleent aan Staten-Generaal en haar leden.

Kamerstuk 2002-2003 KST64294

29-07-2002

KST62940 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima; Memorie van toelichting

De basis voor onderhavig wetsvoorstel is de motie van de leden Dittrich en Kalsbeek-Jasperse op 27 november 1997, waarin zij vragen om een inventarisatie en herijking van de strafmaxima (kamerstuk 24219, nr. 18). Hierop hebben de Katholieke Universiteit Brabant en de Universiteit Leiden op verzoek van de minister van Justitie een inventariserend onderzoek verricht. Dit onderzoek vormt de basis van het regeringsstandpunt, dat in een tweetal brieven aan de Tweede Kamer uiteengezet is (kamerstukken 26564, nr. 1 en 26800 VI, nr. 66). In kamerstuk 26800 VI, nr. 66 wordt met name ingegaan op drie adviezen over het regeringsstandpunt, dat van de Nederlandse Orde van advocaten, van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, en van het College van procureurs-generaal. Onderhavig wetsvoorstel vloeit voort uit het regeringsstandpunt dat in de brieven wordt ingenomen. In onderhavige wet worden drie groepen delicten besproken: geweldsdelicten, culpose delicten en vermogensdelicten. Daarnaast komen de volgende afzonderlijke strafbaarstellingen aan bod: tweegevecht, ambtsdwang, en geweld tegen de Staten-Generaal, provinciale staten en gemeenteraden. De belangrijke wijziging in de sfeer van geweldelicten is de verhoging van het strafmaximum van eenvoudige mishandeling van twee naar drie jaren gevangenisstraf. Ten aanzien van vermogensdelicten gaat het om verhoging van het strafmaximum van chantage en oplichting van twee naar drie jaren gevangenisstraf. Voor culpose delicten worden de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafrecht aangepast. In het Wetboek van Strafrecht worden de strafmaxima verhoogd van zes maanden naar een jaar gevangenisstraf voor onvoorzichtig handelen met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, en van negen maanden naar twee jaren voor handelingen die een fataal gevolg heben. Bij roekeloosheid worden de strafmaxima van een jaar en twee jaren verdubbeld tot respectievelijk twee en vier jaren gevangenisstraf. De strafmaxima in het Wetboek van Strafrecht worden in de Wegenverkeerswet 1994 met de helft verhoogd tot een jaar en zes maanden bij lichamelijk letsel, en drie jaren bij fataal gevolg. Bij roekeloosheid worden deze maxima verdubbeld tot drie, respectievelijk zes jaren. Rijden onder invloed en het in ernstige mate overschrijden van de maximumsnelheid brengt een verdere verhoging met vijftig procent mee, zodat onder die omstandigheden bij roekeloosheid met lichamelijk letsel als gevolg vier jaren en zes maanden gevangenisstraf kan worden opgelegd, en bij roekeloosheid met fataal gevolg negen jaren gevangenisstraf. In het Wetboek van Strafrecht worden, wat de culpose delicten betreft, naast de artikelen inzake dood door schuld en zwaar lichamelijk letsel door schuld, de artikelen inzake gemeengevaarlijke culpose delicten - zoals brand door schuld - en het artikel over culpose vrijheidsberoving aangepast. Ook bij brand door schuld met fataal gevolg kan een maximumstraf van twee jaren worden opgelegd. Als de schuld bestaat in roekeloosheid kan deze worden verdubbeld tot vier jaren. Verder worden enkele aanpassingen doorgevoerd die geen verband houden met de wettelijke strafmaxima. Deze aanpassingen komen voort uit heroverweging van de strafrechtelijke bescherming die het Wetboek van Strafrecht aan parlementaire vergaderingen verleent. Tot slot schrapt onderhavige wijziging van het Wetboek van Strafrecht het delict tweegevecht, en wordt het delict ambtsdwang gewijzigd.

Kamerstuk 2001-2002 KST62940

KST62938 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima; Voorstel van wet

De basis voor onderhavig wetsvoorstel is de motie van de leden Dittrich en Kalsbeek-Jasperse op 27 november 1997, waarin zij vragen om een inventarisatie en herijking van de strafmaxima (kamerstuk 24219, nr. 18). Hierop hebben de Katholieke Universiteit Brabant en de Universiteit Leiden op verzoek van de minister van Justitie een inventariserend onderzoek verricht. Dit onderzoek vormt de basis van het regeringsstandpunt, dat in een tweetal brieven aan de Tweede Kamer uiteengezet is (kamerstukken 26564, nr. 1 en 26800 VI, nr. 66). In kamerstuk 26800 VI, nr. 66 wordt met name ingegaan op drie adviezen over het regeringsstandpunt, dat van de Nederlandse Orde van advocaten, van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, en van het College van procureurs-generaal. Onderhavig wetsvoorstel vloeit voort uit het regeringsstandpunt dat in de brieven wordt ingenomen. In onderhavige wet worden drie groepen delicten besproken: geweldsdelicten, culpose delicten en vermogensdelicten. Daarnaast komen de volgende afzonderlijke strafbaarstellingen aan bod: tweegevecht, ambtsdwang, en geweld tegen de Staten-Generaal, provinciale staten en gemeenteraden. De belangrijke wijziging in de sfeer van geweldelicten is de verhoging van het strafmaximum van eenvoudige mishandeling van twee naar drie jaren gevangenisstraf. Ten aanzien van vermogensdelicten gaat het om verhoging van het strafmaximum van chantage en oplichting van twee naar drie jaren gevangenisstraf. Voor culpose delicten worden de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafrecht aangepast. In het Wetboek van Strafrecht worden de strafmaxima verhoogd van zes maanden naar een jaar gevangenisstraf voor onvoorzichtig handelen met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, en van negen maanden naar twee jaren voor handelingen die een fataal gevolg heben. Bij roekeloosheid worden de strafmaxima van een jaar en twee jaren verdubbeld tot respectievelijk twee en vier jaren gevangenisstraf. De strafmaxima in het Wetboek van Strafrecht worden in de Wegenverkeerswet 1994 met de helft verhoogd tot een jaar en zes maanden bij lichamelijk letsel, en drie jaren bij fataal gevolg. Bij roekeloosheid worden deze maxima verdubbeld tot drie, respectievelijk zes jaren. Rijden onder invloed en het in ernstige mate overschrijden van de maximumsnelheid brengt een verdere verhoging met vijftig procent mee, zodat onder die omstandigheden bij roekeloosheid met lichamelijk letsel als gevolg vier jaren en zes maanden gevangenisstraf kan worden opgelegd, en bij roekeloosheid met fataal gevolg negen jaren gevangenisstraf. In het Wetboek van Strafrecht worden, wat de culpose delicten betreft, naast de artikelen inzake dood door schuld en zwaar lichamelijk letsel door schuld, de artikelen inzake gemeengevaarlijke culpose delicten - zoals brand door schuld - en het artikel over culpose vrijheidsberoving aangepast. Ook bij brand door schuld met fataal gevolg kan een maximumstraf van twee jaren worden opgelegd. Als de schuld bestaat in roekeloosheid kan deze worden verdubbeld tot vier jaren. Verder worden enkele aanpassingen doorgevoerd die geen verband houden met de wettelijke strafmaxima. Deze aanpassingen komen voort uit heroverweging van de strafrechtelijke bescherming die het Wetboek van Strafrecht aan parlementaire vergaderingen verleent. Tot slot schrapt onderhavige wijziging van het Wetboek van Strafrecht het delict tweegevecht, en wordt het delict ambtsdwang gewijzigd.

Kamerstuk 2001-2002 KST62938

KST62941 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima; Oorspronkelijke tekst

Kamerstuk 2001-2001 KST62941

KST62942 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima; Advies en nader rapport

Kamerstuk 2001-2002 KST62942