In onderhavige brief reageert minister Remkes (BZK) op de brief van de Voorzitter van de Eerste Kamer van 16 februari 2005 (zie bijvoegsel) waarin aanvullende vragen worden gesteld over de evaluaties van de Wet op de uitgebreide identificatieplicht en de herziene politieklachtregeling. Remkes gaat hierbij in op de geformuleerde onderzoeksvraag voor het door het WODC uit te voeren evaluatieonderzoek. Onder meer zal gevraagd worden naar (aard van) ontvangen klachten, dan wel gevoerde gerechteljke procedures over de toepassing van bevoegdheden van politie en toezichthouders op grond van genoemde wet. Daarbij moet de klachtenregistratie zodanig ingericht worden dat de evaluatievragen, aansluitend bij de vragen van de Kamer, accuraat beantwoord kunnen worden.
Kamerstuk 2004-2005 KST85037Zoals toegezegd tijdens de kamerbehandeling van het onderhavige wetsvoorstel op 19 december 2004 informeert minister Donner (Jus) in deze brief de Kamer over de opzet van het evaluatieonderzoek dat door het WODC na de inwerkingtreding van de wet zal worden uitgevoerd.
Kamerstuk 2004-2005 KST83676Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel op 15 juli 2004 is een vraag gesteld over het verloop van de bestaande politieklachtenprocedure. In hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht zijn de uitgangspunten van de behandeling en afdoening van klachten over gedragingen van politieambtenaren geformuleerd. In antwoord op de concrete vraag van mevrouw Westerveld over de doorlooptijd van de klachtbehandeling bij de politie is het antwoord dat binnen tien weken een gemotiveerde, schriftelijke reactie van de korpsbeheerder op de klacht moet volgen. Wanneer de klachtadviescommissie wordt ingeschakeld is deze termijn veertien weken.
Kamerstuk 2003-2004 KST79576Agenda 2003-2004 OVG1155
Agenda 2003-2004 OVG1129
Kamerstuk 2003-2004 KST73140
Kamerstuk 2003-2004 KST73108
Kamerstuk 2003-2004 KST73109
Kamerstuk 2003-2004 KST73111
Kamerstuk 2003-2004 KST73107
Kamerstuk 2003-2004 KST73110
verdachten wier identiteit onbekend is, langer te kunnen ophouden teneinde meer tijd te hebben de identiteit van de verdachte vast te stellen.
Kamerstuk 2003-2004 KST72976Tijdens het wetgevingsoverleg op 8 december 2003 heeft minister Donner (Jus) de toezegging gedaan de Kamer nader te informeren over de omvang van de toetsing van de vreemdelingenbewaring. Hierbij gaat het om de gevolgen die de invoering van de voorgestelde regeling heeft voor de vreemdelingen die naar aanleiding van een identiteitscontrole na een strafrechtelijke aanhouding vervolgens wegens verdenking van illegaal verblijf in Nederland in vreemdelingenbewaring kunnen worden genomen. In het bijzonder is daarbij de vraag gesteld of de bestuursrechter kan oordelen over de vraag om legitimatie die voorafgaat aan de inbewaringstelling. Onderhavige brief bevat de toegezegde informatie.
Kamerstuk 2003-2004 KST73023Agenda 2003-2004 OVG1117
Kamerstuk 2003-2004 KST72890
Kamerstuk 2003-2004 KST72887
Kamerstuk 2003-2004 KST72889
Kamerstuk 2003-2004 KST72891
Kamerstuk 2003-2004 KST72888
Kamerstuk 2003-2004 KST72651
Kamerstuk 2003-2004 KST72652
De regering is van mening dat de bestaande identificatieplichten uitgebreid moeten worden om de bestrijding van criminaliteit en de rechtshandhaving doeltreffender te maken. Dit wetsvoorstel strekt ertoe politie, buitengewoon opsporingsambtenaren en toezichthouders in het kader van hun taakuitoefening de bevoegdheid toe te kennen, burgers om inzage in het identiteitsbewijs te vragen.
Kamerstuk 2003-2004 KST70364Kamerstuk 2003-2004 KST70367
consequenties voor uitvoering en toepassing.
Kamerstuk 2003-2004 KST70366Kamerstuk 2003-2004 KST70368