Agenda 2005-2006 OVG1276
Agenda 2005-2006 OVG1274
Bij de schriftelijke voorbereiding van het wetsvoorstel Wijzigingswet Wgr-plus1 is gevraagd naar de stand van zaken omtrent de notitie 'democratische legitimatie intergemeentelijke samenwerkingsverbanden'. Deze notitie wordt als bijlage bij onderhavige brief aangeboden. Tevens is de brief, die minister Remkes (BZK) naar aanleiding van de notitie aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft verzonden, als bijlage bijgevoegd.
Kamerstuk 2005-2006 KST90906Agenda 2004-2005 OVG1210
Handeling 2004-2005 HAN7783A18
Handeling 2004-2005 HAN7783A16
Kamerstuk 2004-2005 KST83118
Minister Remkes (BZK) geeft aan dat het algemeen bestuur van een plusregio geen basistaken van de Wgr-plus kan overdragen aan een territoriale commissie, omdat een basistaak voor de hele regio moet worden uitgeoefend.
Kamerstuk 2004-2005 KST82855Kamerstuk 2004-2005 KST82710
de Planwet verkeer en vervoer wordt aangepast om tegemoet te komen de strekking van de motie-Spies/van Beek door op het terrein van verkeer en vervoer nu al de gevraagde rolverdeling tussen provincie en regio te regelen. Daarnaast gaat de minister in op een vraag van mevrouw Spies over het voorgestelde artikel 111.
Kamerstuk 2004-2005 KST82493Betreft onder meer een aanpassing van de Planwet Verkeer en Vervoer in overeenstemming met de beleidsnotitie Wgr-plus en een vervroeging van de evaluatie van de wet.
Kamerstuk 2004-2005 KST82494Kamerstuk 2004-2005 KST82336
Kamerstuk 2004-2005 KST82219
Kamerstuk 2004-2005 KST82184
Kamerstuk 2004-2005 KST81677
Kamerstuk 2004-2005 KST81678
Kamerstuk 2004-2005 KST81569
Kamerstuk 2004-2005 KST80805
Kamerstuk 2004-2005 KST80807
Kamerstuk 2004-2005 KST80804
Kamerstuk 2004-2005 KST80806
Betreft onder meer wijzigingen in verband met het indienen van het wetsvoorstel tot extra verlenging van de gemeenschappelijke regelingen die krachtens de Kaderwet bestuur in verandering zijn getroffen (Kamerstuk 29836, nr. 1)
Kamerstuk 2004-2005 KST80586De wijzigingen betreffen onder andere de bepaling dat de Tweede Kamer binnen zeven jaar na inwerkingtreding van de wet een evaluatieverslag zal ontvangen (zie de nota n.a.v. het verslag, verschenen onder volgnr. 6).
Kamerstuk 2004-2005 KST79693Kamerstuk 2003-2004 KST79417
Kamerstuk 2003-2004 KST77912
Onderhavig wetsvoorstel voorziet in een bijzondere vorm van intergemeentelijke samenwerking door de instelling van plusregio's. Dat zijn samenwerkingsverbanden op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr). Met onderhavig voorstel wordt uitvoering gegeven aan de Beleidsnotitie Wgr-plus (kamerstuk 28756, nr. 1), waarin wordt aangegeven dat de Kaderwet bestuur in verandering wordt ingetrokken en dat het regionale bestuur wettelijk geregeld zal worden in de Wet gemeenschappelijke regelingen. In de oorspronkelijke opzet van de Kaderwet bestuur in verandering was het de bedoeling dat intergemeentelijke samenwerkingsverbanden zouden uitgroeien tot stadsprovincies. Maar deze bestuursvorm, met een eigen positie binnen de hoofdstructuur, los van de decentrale bestuurslagen, wordt onwenselijk geacht. Hiermee zou zowel de relatie tussen stadsprovincie en de inliggende gemeenten als die tussen stadsprovincie en provincie onder druk komen te staan. Daarom is ervoor gekozen regionale samenwerking binnen de bestuurlijke hoofdstructuur van het binnenlandse bestuur te verankeren. De plusregio is dan ook een hulpstructuur waarbij de gemeenten gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor de intergemeentelijke bestuursvoering dragen. Ook de optie voor intergemeentelijke samenwerking op basis van de reguliere Wgr is niet toereikend, omdat die vrijwillig wordt aangegaan en uitsluitend lokale taken omvat, terwijl de regionale problematiek zich aan de bestuurlijke indeling onttrekt. Plusregio's onderscheiden zich dan ook vooral van reguliere samenwerkingsverbanden door een bij wet vastgesteld takenpakket dat ertoe strekt het ruimtelijk beleid van de deelnemende gemeenten effectief op elkaar af te stemmen. Twee andere verschillen met gewone samenwerking op basis van de Wgr hebben betrekking op de bevoegdheid van de provincie om provinciale taken en bevoegdheden over te dragen aan plusregio's, zodat maatwerk kan worden geboden, en op de bevoegdheid van de provincie om het definitieve territoir van de plusregio vast te stellen. Hiermee wordt voorkomen dat gemeenten zich aan samenwerking onttrekken of dat het gebied onnodig groot wordt. Voor wat betreft het initiatief tot samenwerking verandert er niets: net als bij de reguliere samenwerking op basis van de Wgr gaat het initiatief uit van de gemeenten. Verder blijft het mogelijk om op basis van sectorale wetgeving taken en bevoegdheden over te dragen aan intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Die situatie doet zich nu al voor bij de zeven bestaande regio's, die straks de status van plusregio krijgen. Intergemeentelijke samenwerking in plusregio's moet een uitzondering blijven, maar vorming van nieuwe plusregio's wordt mogelijk, als voldaan wordt aan een aantal criteria. Er moeten bijvoorbeeld complexe afwegingsproblemen aan de orde zijn op de terreinen wonen verkeer en vervoer, werken en groen.
Kamerstuk 2003-2004 KST75965Onderhavig wetsvoorstel voorziet in een bijzondere vorm van intergemeentelijke samenwerking door de instelling van plusregio's. Dat zijn samenwerkingsverbanden op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr). Met onderhavig voorstel wordt uitvoering gegeven aan de Beleidsnotitie Wgr-plus (kamerstuk 28756, nr. 1), waarin wordt aangegeven dat de Kaderwet bestuur in verandering wordt ingetrokken en dat het regionale bestuur wettelijk geregeld zal worden in de Wet gemeenschappelijke regelingen. In de oorspronkelijke opzet van de Kaderwet bestuur in verandering was het de bedoeling dat intergemeentelijke samenwerkingsverbanden zouden uitgroeien tot stadsprovincies. Maar deze bestuursvorm, met een eigen positie binnen de hoofdstructuur, los van de decentrale bestuurslagen, wordt onwenselijk geacht. Hiermee zou zowel de relatie tussen stadsprovincie en de inliggende gemeenten als die tussen stadsprovincie en provincie onder druk komen te staan. Daarom is ervoor gekozen regionale samenwerking binnen de bestuurlijke hoofdstructuur van het binnenlandse bestuur te verankeren. De plusregio is dan ook een hulpstructuur waarbij de gemeenten gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor de intergemeentelijke bestuursvoering dragen. Ook de optie voor intergemeentelijke samenwerking op basis van de reguliere Wgr is niet toereikend, omdat die vrijwillig wordt aangegaan en uitsluitend lokale taken omvat, terwijl de regionale problematiek zich aan de bestuurlijke indeling onttrekt. Plusregio's onderscheiden zich dan ook vooral van reguliere samenwerkingsverbanden door een bij wet vastgesteld takenpakket dat ertoe strekt het ruimtelijk beleid van de deelnemende gemeenten effectief op elkaar af te stemmen. Twee andere verschillen met gewone samenwerking op basis van de Wgr hebben betrekking op de bevoegdheid van de provincie om provinciale taken en bevoegdheden over te dragen aan plusregio's, zodat maatwerk kan worden geboden, en op de bevoegdheid van de provincie om het definitieve territoir van de plusregio vast te stellen. Hiermee wordt voorkomen dat gemeenten zich aan samenwerking onttrekken of dat het gebied onnodig groot wordt. Voor wat betreft het initiatief tot samenwerking verandert er niets: net als bij de reguliere samenwerking op basis van de Wgr gaat het initiatief uit van de gemeenten. Verder blijft het mogelijk om op basis van sectorale wetgeving taken en bevoegdheden over te dragen aan intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Die situatie doet zich nu al voor bij de zeven bestaande regio's, die straks de status van plusregio krijgen. Intergemeentelijke samenwerking in plusregio's moet een uitzondering blijven, maar vorming van nieuwe plusregio's wordt mogelijk, als voldaan wordt aan een aantal criteria. Er moeten bijvoorbeeld complexe afwegingsproblemen aan de orde zijn op de terreinen wonen verkeer en vervoer, werken en groen.
Kamerstuk 2003-2004 KST75964Kamerstuk 2003-2004 KST75966
Kamerstuk 2003-2004 KST75963