Handeling 2006-2007 HAN8073A09
Handeling 2006-2007 HAN8072A03
Kamerstuk 2006-2007 KST102949
Agenda 2006-2007 OVG1355
Zie ook Stcrt. 2006, 204.
Kamerstuk 2006-2007 KST102379Bijlage BLG10184
Kamerstuk 2005-2006 KST100601
ontkoppeling van hiervoor genoemde subsidie en regeling civielrechtelijke gevolgen.
Kamerstuk 2005-2006 KST100495Kamerstuk 2005-2006 KST100479
Kamerstuk 2005-2006 KST100478
Agenda 2005-2006 OVG1342
Kamerstuk 2005-2006 KST100279
Kamerstuk 2005-2006 KST100274
Handeling 2005-2006 HAN8025A02
Kamerstuk 2005-2006 KST100276
Kamerstuk 2005-2006 KST100275
Handeling 2005-2006 HAN8025A04
Kamerstuk 2005-2006 KST100185
Kamerstuk 2005-2006 KST100125
Kamerstuk 2005-2006 KST100120
Kamerstuk 2005-2006 KST100124
Agenda 2005-2006 OVG1340
Kamerstuk 2005-2006 KST100122
Achter deze brief is een corrigendum opgenomen ter verbetering van een passage in de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstuk 30509, nr. 6).
Kamerstuk 2005-2006 KST100078Kamerstuk 2005-2006 KST100069
Agenda 2005-2006 OVG1339
Kamerstuk 2005-2006 KST99033
Kamerstuk 2005-2006 KST99032
Kamerstuk 2005-2006 KST98058
Kamerstuk 2005-2006 KST96189
Het onderhavige wetsvoorstel bevat nieuwe regels voor de realisering van het kabinetsbeleid dat is gericht op de inrichting en het beheer van het landelijk gebied. Hiervoor zijn vooral twee redenen van belang. In de eerste plaats behoeven de beleidsambities die zijn opgenomen in de Nota Ruimte (Kamerstuk 29435) en de Agenda Vitaal Platteland (Kamerstuk 29576) een adequaat en efficiënt instrumentarium. Zowel het ruimtelijke beleid op nationaal niveau ten aanzien van het landelijk gebied, dat is opgenomen in de Nota Ruimte, als de doelstellingen per thema van de Agenda Vitaal Platteland, vergen een nadere uitwerking op gebiedsniveau. Afhankelijk van concrete omstandigheden, mogelijkheden en problematiek ter plaatse zullen de hoofdlijnen van het rijksbeleid ten aanzien van het platteland moeten worden uitgewerkt en geconcretiseerd. Dat kan betekenen dat bestemmingen worden vastgesteld of gewijzigd in overeenstemming met de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Gegeven de planologische bestemming van een gebied komt vervolgens de vraag of niet bepaalde maatregelen of voorzieningen zouden moeten worden getroffen voor de inrichting of het beheer van dat gebied overeenkomstig die bestemming. Welke maatregelen of voorzieningen daartoe noodzakelijk of gewenst zijn, kan slechts van gebied tot gebied worden bepaald. De uitwerking van de thema's en daaraan verbonden doelstellingen uit het Meerjarenprogramma van de Agenda Vitaal Platteland is in dat verband noodzakelijkerwijs gebiedsgericht beleid. Met dit wetsvoorstel wordt beoogd voor de programmering, financiering en uitvoering van inrichting en beheer in het verband van het gebiedsgerichte beleid een kader te bieden. Het staat naast het sectoroverstijgende instrumentarium van de ruimtelijke ordening en van het milieu- en waterbeleid. In de tweede plaats is het nodig om een wettelijk kader te bieden voor de wijze waarop het gebiedsgerichte beleid kan worden gerealiseerd. Het gaat hierbij om afspraken over de wijze van programmering van het beschikbare rijksbudget voor het gebiedsgerichte beleid en de financiering van dat beleid. Nu maken de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van jaar tot jaar bestuurlijke afspraken met de provincies over de middelen die voor bepaalde subsidieregelingen beschikbaar zijn en de activiteiten die provincies daarmee kunnen uitvoeren. Dat gebeurt in de vorm 'Uitvoeringscontracten gebiedsgerichte inrichting landelijk gebied'. Met deze ad-hocmaatregelen wordt de bestuurlijke wens gerealiseerd om de verdeling van middelen over de verschillende subsidieregelingen af te stemmen op de behoeften van de uitvoeringspraktijk. Probleem is echter dat de activiteiten in het kader van een project over meerdere subsidieregelingen moeten worden opgedeeld, terwijl de voorwaarden van die subsidieregelingen verschillen, zodat het moeilijk is activiteiten op elkaar af te stemmen. Het onderhavige wetsvoorstel bevat een integraal kader waarmee het gebiedsgerichte beleid effectief en efficiënt kan worden gerealiseerd, waardoor ad-hocconstructies niet meer nodig zijn. De provincies worden in medebewind verantwoordelijk voor verdere uitwerking en voor de uitvoering van het gebiedsgerichte beleid. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en die van Verkeer en Waterstaat beperken zich - naast het beschikbaar stellen van het budget - tot sturing van het rijksbeleid zoals dat (vooral) is verwoord in de Nota Ruimte en de Agenda Vitaal Platteland. Met die constructie wordt voldaan aan de afspraken die kabinet, Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben neergelegd in 'Contouren van het Investeringsbudget landelijk gebied'.
Kamerstuk 2005-2006 KST96194Het onderhavige wetsvoorstel bevat nieuwe regels voor de realisering van het kabinetsbeleid dat is gericht op de inrichting en het beheer van het landelijk gebied. Hiervoor zijn vooral twee redenen van belang. In de eerste plaats behoeven de beleidsambities die zijn opgenomen in de Nota Ruimte (Kamerstuk 29435) en de Agenda Vitaal Platteland (Kamerstuk 29576) een adequaat en efficiënt instrumentarium. Zowel het ruimtelijke beleid op nationaal niveau ten aanzien van het landelijk gebied, dat is opgenomen in de Nota Ruimte, als de doelstellingen per thema van de Agenda Vitaal Platteland, vergen een nadere uitwerking op gebiedsniveau. Afhankelijk van concrete omstandigheden, mogelijkheden en problematiek ter plaatse zullen de hoofdlijnen van het rijksbeleid ten aanzien van het platteland moeten worden uitgewerkt en geconcretiseerd. Dat kan betekenen dat bestemmingen worden vastgesteld of gewijzigd in overeenstemming met de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Gegeven de planologische bestemming van een gebied komt vervolgens de vraag of niet bepaalde maatregelen of voorzieningen zouden moeten worden getroffen voor de inrichting of het beheer van dat gebied overeenkomstig die bestemming. Welke maatregelen of voorzieningen daartoe noodzakelijk of gewenst zijn, kan slechts van gebied tot gebied worden bepaald. De uitwerking van de thema's en daaraan verbonden doelstellingen uit het Meerjarenprogramma van de Agenda Vitaal Platteland is in dat verband noodzakelijkerwijs gebiedsgericht beleid. Met dit wetsvoorstel wordt beoogd voor de programmering, financiering en uitvoering van inrichting en beheer in het verband van het gebiedsgerichte beleid een kader te bieden. Het staat naast het sectoroverstijgende instrumentarium van de ruimtelijke ordening en van het milieu- en waterbeleid. In de tweede plaats is het nodig om een wettelijk kader te bieden voor de wijze waarop het gebiedsgerichte beleid kan worden gerealiseerd. Het gaat hierbij om afspraken over de wijze van programmering van het beschikbare rijksbudget voor het gebiedsgerichte beleid en de financiering van dat beleid. Nu maken de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van jaar tot jaar bestuurlijke afspraken met de provincies over de middelen die voor bepaalde subsidieregelingen beschikbaar zijn en de activiteiten die provincies daarmee kunnen uitvoeren. Dat gebeurt in de vorm 'Uitvoeringscontracten gebiedsgerichte inrichting landelijk gebied'. Met deze ad-hocmaatregelen wordt de bestuurlijke wens gerealiseerd om de verdeling van middelen over de verschillende subsidieregelingen af te stemmen op de behoeften van de uitvoeringspraktijk. Probleem is echter dat de activiteiten in het kader van een project over meerdere subsidieregelingen moeten worden opgedeeld, terwijl de voorwaarden van die subsidieregelingen verschillen, zodat het moeilijk is activiteiten op elkaar af te stemmen. Het onderhavige wetsvoorstel bevat een integraal kader waarmee het gebiedsgerichte beleid effectief en efficiënt kan worden gerealiseerd, waardoor ad-hocconstructies niet meer nodig zijn. De provincies worden in medebewind verantwoordelijk voor verdere uitwerking en voor de uitvoering van het gebiedsgerichte beleid. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en die van Verkeer en Waterstaat beperken zich - naast het beschikbaar stellen van het budget - tot sturing van het rijksbeleid zoals dat (vooral) is verwoord in de Nota Ruimte en de Agenda Vitaal Platteland. Met die constructie wordt voldaan aan de afspraken die kabinet, Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben neergelegd in 'Contouren van het Investeringsbudget landelijk gebied'.
Kamerstuk 2005-2006 KST96191Kamerstuk 2005-2006 KST96193