Laatste documenten binnen dossier 31049


24-05-2007

KST107164 Wijziging van de Wet verontreiniging zeewater en enige andere wetten in verband met de uitvoering van het op 7 november 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen (Trb. 1998, 134 en Trb. 2000, 27); Memorie van toelichting

Het onderhavige wetsvoorstel geeft uitvoering aan de bepalingen van het in de titel genoemde Protocol. Het wetsvoorstel vergezelt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het Protocol. Het op 24 maart 2006 in werking getreden Protocol vervangt voor de partijen bij het Protocol het Verdrag van 1972. De doelstelling van het Protocol is de bescherming en het instandhouden van het mariene milieu en het treffen van maatregelen om verontreiniging van de zee - waaronder mede wordt verstaan de zeebodem en de ondergrond daarvan - ten gevolge van storting of verbranding van afval en andere stoffen te voorkomen, te verminderen en waar mogelijk te beƫindigen. Ter verwezenlijking van deze doelstelling bevat het Protocol een algemeen geldend verbod op het storten en verbranden van afval en andere stoffen, met enkele specifieke uitzonderingsmogelijkheden voor het storten. Anders dan het Verdrag van Londen is het Protocol uitdrukkelijk mede van toepassing op de zeebodem en de ondergrond daarvan. Als gevolg van deze bredere reikwijdte is het noodzakelijk de Wet verontreiniging zeewater (Wvz) en de Mijnbouwwet te wijzigen. De huidige Wvz is slechts van toepassing op het water van de zee. Onderhavig wetsvoorstel beoogt de reikwijdte van de Wvz uit te breiden tot de zeebodem en de ondergrond daarvan. Een andere belangrijke beoogde wijziging van de Wvz ter uitvoering van het Protocol heeft betrekking op het systeem van verboden en ontheffingen. De huidige Wvz bevat in artikel 3, eerste lid, een absoluut verbod om bij algemene maatregel van bestuur aangewezen afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen (zwarte lijststoffen) te lozen. Voor alle andere afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen (grijze lijststoffen) geldt op grond van artikel 4 Wvz eenzelfde verbod, tenzij een ontheffing is verleend. Anders dan het Verdrag van 1972 gaat het Protocol uit van een algemeen verbod op het storten van stoffen. Een vergunning kan alleen worden verleend voor in bijlage 1 van het Protocol genoemde stoffen (de zogenaamde reverse list). Dit wetsvoorstel beoogt daarom - in lijn met het Protocol - een algemeen verbod op het lozen en het verbranden van afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen te introduceren. Alleen voor in de reverse list van het Protocol genoemde stoffen is nog ontheffing mogelijk voor de in artikel 3 genoemde handelingen. Verder beoogt het wetsvoorstel de mogelijkheid te schrappen om ter vervanging van de ontheffingsplicht bij algemene maatregel van bestuur voor bepaalde stoffen algemene regels te stellen ten aanzien van de wijze waarop deze mogen worden geloosd (artikel 3, tweede lid, van de Wvz). Deze bevoegdheid, waarvan overigens nooit gebruik is gemaakt, is strijdig met het Protocol, dat uitgaat van een vergunningplicht voor die stoffen waarvan men zich op grond van het Protocol in zee mag ontdoen. Het Protocol is niet van toepassing op 'het plaatsen van stoffen met een ander oogmerk dan er zich enkel en alleen van te ontdoen, mits dat niet strijdig is met het doel van dit Protocol'. Met onderhavig wetsvoorstel wordt het toepassingsbereik van de Wvz dienovereenkomstig beperkt. Het gevolg van deze wijziging zal zijn dat voor het nuttig toepassen van baggerspecie en het bevorderen van de ecologische functie van sediment geen ontheffingsplicht op grond van de Wvz meer zal bestaan.

Kamerstuk 2006-2007 KST107164

KST107163 Wijziging van de Wet verontreiniging zeewater en enige andere wetten in verband met de uitvoering van het op 7 november 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen (Trb. 1998, 134 en Trb. 2000, 27); Voorstel van wet

Het onderhavige wetsvoorstel geeft uitvoering aan de bepalingen van het in de titel genoemde Protocol. Het wetsvoorstel vergezelt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het Protocol. Het op 24 maart 2006 in werking getreden Protocol vervangt voor de partijen bij het Protocol het Verdrag van 1972. De doelstelling van het Protocol is de bescherming en het instandhouden van het mariene milieu en het treffen van maatregelen om verontreiniging van de zee - waaronder mede wordt verstaan de zeebodem en de ondergrond daarvan - ten gevolge van storting of verbranding van afval en andere stoffen te voorkomen, te verminderen en waar mogelijk te beƫindigen. Ter verwezenlijking van deze doelstelling bevat het Protocol een algemeen geldend verbod op het storten en verbranden van afval en andere stoffen, met enkele specifieke uitzonderingsmogelijkheden voor het storten. Anders dan het Verdrag van Londen is het Protocol uitdrukkelijk mede van toepassing op de zeebodem en de ondergrond daarvan. Als gevolg van deze bredere reikwijdte is het noodzakelijk de Wet verontreiniging zeewater (Wvz) en de Mijnbouwwet te wijzigen. De huidige Wvz is slechts van toepassing op het water van de zee. Onderhavig wetsvoorstel beoogt de reikwijdte van de Wvz uit te breiden tot de zeebodem en de ondergrond daarvan. Een andere belangrijke beoogde wijziging van de Wvz ter uitvoering van het Protocol heeft betrekking op het systeem van verboden en ontheffingen. De huidige Wvz bevat in artikel 3, eerste lid, een absoluut verbod om bij algemene maatregel van bestuur aangewezen afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen (zwarte lijststoffen) te lozen. Voor alle andere afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen (grijze lijststoffen) geldt op grond van artikel 4 Wvz eenzelfde verbod, tenzij een ontheffing is verleend. Anders dan het Verdrag van 1972 gaat het Protocol uit van een algemeen verbod op het storten van stoffen. Een vergunning kan alleen worden verleend voor in bijlage 1 van het Protocol genoemde stoffen (de zogenaamde reverse list). Dit wetsvoorstel beoogt daarom - in lijn met het Protocol - een algemeen verbod op het lozen en het verbranden van afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen te introduceren. Alleen voor in de reverse list van het Protocol genoemde stoffen is nog ontheffing mogelijk voor de in artikel 3 genoemde handelingen. Verder beoogt het wetsvoorstel de mogelijkheid te schrappen om ter vervanging van de ontheffingsplicht bij algemene maatregel van bestuur voor bepaalde stoffen algemene regels te stellen ten aanzien van de wijze waarop deze mogen worden geloosd (artikel 3, tweede lid, van de Wvz). Deze bevoegdheid, waarvan overigens nooit gebruik is gemaakt, is strijdig met het Protocol, dat uitgaat van een vergunningplicht voor die stoffen waarvan men zich op grond van het Protocol in zee mag ontdoen. Het Protocol is niet van toepassing op 'het plaatsen van stoffen met een ander oogmerk dan er zich enkel en alleen van te ontdoen, mits dat niet strijdig is met het doel van dit Protocol'. Met onderhavig wetsvoorstel wordt het toepassingsbereik van de Wvz dienovereenkomstig beperkt. Het gevolg van deze wijziging zal zijn dat voor het nuttig toepassen van baggerspecie en het bevorderen van de ecologische functie van sediment geen ontheffingsplicht op grond van de Wvz meer zal bestaan.

Kamerstuk 2006-2007 KST107163

KST107165 Wijziging van de Wet verontreiniging zeewater en enige andere wetten in verband met de uitvoering van het op 7 november 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen (Trb. 1998, 134 en Trb. 2000, 27); Advies en nader rapport

Kamerstuk 2006-2007 KST107165

KST107162 Wijziging van de Wet verontreiniging zeewater en enige andere wetten in verband met de uitvoering van het op 7 november 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen (Trb. 1998, 134 en Trb. 2000, 27); Koninklijke boodschap

Kamerstuk 2006-2007 KST107162