Kamerstuk 2001-2002 KST57721
Minister Borst (VWS) geeft haar reactie op het artikel in de NRC van 10 november 2001 naar aanleiding van een verzoek van de heer Rouvoet.
Kamerstuk 2001-2002 KST57483Betreft 87 vragen van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van minister Borst (VWS) van 29 mei 2001 ten geleide van het tweede Jaarverslag van de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie, met de antwoorden van de ministers.
Kamerstuk 2001-2002 KST56555De minister gaat in op de aanbevelingen van het Comité voor de rechten van de mens met betrekking tot de onderwerpen euthanasie en medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen. Het Comité heeft op 9 en 10 juli 2001 de derde Nederlandse Koninkrijksrapportage in het kader van het VN-verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten behandeld.
Kamerstuk 2000-2001 KST55355Handeling 2000-2001 HAN7257A02
Handeling 2000-2001 HAN7257A04
Handeling 2000-2001 HAN7254A03
Kamerstuk 2000-2001 KST52499
Agenda 2000-2001 OVG810
Kamerstuk 2000-2001 KST52310
De commissies hebben nog een vraag over tijdige toezending van het jaarverslag van de toetsingscommissies.
Kamerstuk 2000-2001 KST52216Kamerstuk 2000-2001 KST52093
Kamerstuk 2000-2001 KST51987
Herdruk wegens wijziging datum brief. Deze is ter inzage gelegd op het Centraal Informatiepunt van de Eerste Kamer onder griffienr. 12429783
Kamerstuk 2000-2001 KST51831Kamerstuk 2000-2001 KST51652
Reactie van de ministers Korthals (Jus) en Borst-Eilers (VWS) op de vragen en opmerkingen van de vaste commissies voor Justitie en voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport in de Eerste Kamer over het wetsvoorstel.
Kamerstuk 2000-2001 KST51564De vaste commissies voor Justitie en voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben een aantal vragen en opmerkingen over het wetsvoorstel.
Kamerstuk 2000-2001 KST51358de 'feitelijke onjuistheden die er ook in de discussie in en rond het Europese parlement over dit wetsontwerp te signaleren zijn, in het bijzonder de stellingname dat het wetsontwerp strijdig zou zijn met artikel 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)'. In de brief kondigt Kok een verdere intensivering van de grondige en gedegen informatievoorziening aan over het wetsontwerp en 'de werkelijke feiten', wat kan bijdragen aan het wegnemen van misverstanden.
Kamerstuk 2000-2001 KST51383Agenda 2000-2001 OVG778
Kamerstuk 2000-2001 KST49981
Handeling 2000-2001 HAN7186A05
Handeling 2000-2001 HAN7187A07
Handeling 2000-2001 HAN7187A16
De commissie houdt door dit amendement, net als bij de huidige regeling, de mogelijkheid te kiezen voor het College van procureurs-generaal van het openbaar ministerie of de regionaal inspecteur voor de gezondheidszorg.
Kamerstuk 2000-2001 KST49692Kamerstuk 2000-2001 KST49695
Kamerstuk 2000-2001 KST49691
Kamerstuk 2000-2001 KST49693
Kamerstuk 2000-2001 KST49694
Doel van het amendement is het laatste oordeel over de zorgvuldigheid in handen te laten toekomen aan het Openbaar Ministerie.
Kamerstuk 2000-2001 KST49696Kamerstuk 2000-2001 KST49659
Agenda 2000-2001 OVG756
De te vormen teams voor palliatieve zorg kunnen worden geraadpleegd alvorens arts en patiënt een beslissing nemen over euthanasie.
Kamerstuk 2000-2001 KST49658Handeling 2000-2001 HAN7185A09
Kamerstuk 2000-2001 KST49657
Indiener vraagt om verduidelijking van de rechtsgevolgen van een verklaring voor de betrokkenen, door middel van een modelverklaring waarin een uiteenzetting van de wettekst en van mogelijke consequenties van de verklaring.
Kamerstuk 2000-2001 KST49660Kamerstuk 2000-2001 KST49564
Indiener wil de meldingsplicht voor artsen beperken tot de materiële zorgvuldigheidseisen, vanwege de proportionaliteit.
Kamerstuk 2000-2001 KST49561Kamerstuk 2000-2001 KST49562
Palliatieve zorg is pijn- en symptoombestrijding en begeleiding bij zieken (in de terminale fase).
Kamerstuk 2000-2001 KST49574Kamerstuk 2000-2001 KST49563
Agenda 2000-2001 OVG754
De ministers Korthals (Jus) en Borst (VWS) gaan in de brief nader in op: 1, Vaststellen wilsbekwaamheid en te volgen meldingsprocedure; 2. De zorgvuldigheidseisen; 3. Sanctionering zorgvuldigheidseisen; 4. Schriftelijke wilsverklaring; 5. Gemeentelijke lijkschouwer en onregelmatigheden/opsporingsonderzoek; 6. Taak van de officier ingevolge de Wet op de lijkbezorging; 7. Het openbaar ministerie ingevolge de Wet op de lijkbezorging/artikel 40 Wetboek van Strafrecht; 8. Verpleegkundigen; 9. Strafuitsluitingsgrond; 10. Zelfbeschikkingsrecht; 11. Meldingsprocedure voor levensbeëindiging bij enkele bijzondere categorieën patiënten; 12. Minderheidsstandpunt; 13. Periodiek overleg tussen de toelatingscommissies; 14. Jaarverslag toetsingscommissies/Verslag van de Ministers.
Kamerstuk 2000-2001 KST49410Met voorliggende brief doet minister Korthals (Jus) een eerdere toezegging gestand, naar aanlegging van vragen van Kamerlid Rouvoet (mondelinge behandeling Justitiebegroting van 7 en 8 november j.l.). In de brief geeft Korthals nadere informatie over de reden dat het Openbaar Ministerie de strafzaak betreffende hulp bij zelfdoding aan een 86-jarige man hoger beroep heeft ingesteld, vóór aanvang van de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel euthanasie. In deze zaak betreft het een hoogbejaarde man, met zelfdoding wegens ondraaglijk lijden. Dit bewustzijn van 'gedaalde waarde van het leven' (levensmoeheid) is een subjectieve en moeilijk te objectiveren factor, in tegenstelling tot de uitzichtloosheid van het lijden, waarbij een medisch behandelingsperspectief kan worden vastgesteld. De minister is het met het OM eens dat een hogere rechter uitspraak doet over de 'onlosmakelijke' verbinding tussen de begrippen uitzichtloos en ondraaglijk.
Kamerstuk 2000-2001 KST49408Agenda 2000-2001 OVG753
Kamerstuk 2000-2001 KST49409
Agenda 2000-2001 OVG751
Agenda 2000-2001 OVG752
Agenda 2000-2001 OVG749
Agenda 2000-2001 OVG748
Agenda 2000-2001 OVG747
Agenda 2000-2001 OVG745
Het openbaar ministerie heeft besloten hoger beroep in te stellen, aangezien het van oordeel is dat met het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Haarlem d.d. 30 oktober 2000 in de zaak Brongersma, een grens wordt overschreden die zou kunnen leiden tot zelfbeschikkingsrecht voor de patiënt.
Kamerstuk 2000-2001 KST48961Stenografisch verslag van het overleg van de vaste commissies voor Justitie en voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport met minister Korthals (Jus) en minister Borst-Eilers (VWS) over het wetsvoorstel.
Kamerstuk 2000-2001 KST48915Agenda 2000-2001 OVG744
Kamerstuk 2000-2001 KST48748
De indieners achten het gewenst dat de Kamer de gelegenheid krijgt zich expliciet over dit vraagstuk uit te spreken.
Kamerstuk 2000-2001 KST48750Kamerstuk 2000-2001 KST48745
Kamerstuk 2000-2001 KST48747
Kamerstuk 2000-2001 KST48749
Kamerstuk 2000-2001 KST48744
De indieners achten het gewenst dat de Kamer de gelegenheid krijgt zich expliciet over dit vraagstuk uit te spreken.
Kamerstuk 2000-2001 KST48751Kamerstuk 2000-2001 KST48746
Kamerstuk 2000-2001 KST48607
Kamerstuk 2000-2001 KST48604
Dit amendement strekt ertoe, te voorkomen dat artsen de uitvoering van de levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding overlaten aan anderen.
Kamerstuk 2000-2001 KST48606Kamerstuk 2000-2001 KST48605
Kamerstuk 2000-2001 KST48507
Kamerstuk 2000-2001 KST48335
Kamerstuk 1999-2000 KST47289
De nota van wijziging wijzigt de regels over de besluitvorming over euthanasie in geval van een minderjarige. Het inwilligen van een verzoek tot levensbeëindiging of hulp bij zelfdoding kan alleen als de ouders er zich mee kunnen verenigen.
Kamerstuk 1999-2000 KST47287Herdruk in verband met het alsnog opnemen van een inhoudsopgave en van een verbetering op blz. 24. De vaste commissies voor Justitie en voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben nog een aantal vragen en opmerkingen over het wetsvoorstel.
Kamerstuk 1999-2000 KST45178Verslag van de vaste commissie voor Justitie en voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het voorbereidend onderzoek. Voorafgaand aan deze schriftelijke voorbereiding hebben de commissies door middel van een oproep in de Staatscourant schriftelijke reacties vanuit de samenleving ingewonnen en vervolgens een rondetafelgesprek gehouden.
Kamerstuk 1999-2000 KST44125Kamerstuk 1998-1999 KST40055
Dit wetsvoorstel strekt ertoe in het Wetboek van Strafrecht een bijzondere strafuitsluitingsgrond op te nemen voor de arts die levensbeëindiging op verzoek toepast of hulp bij zelfdoding verleent en daarbij voldoet aan bepaalde zorgvuldigheidseisen. Een arts die aan alle zorgvuldigheidseisen voldoet en de meldingsplicht aan de gemeentelijke lijkschouwer vervult, is niet meer strafbaar. Het wetsvoorstel bevat regels over de besluitvorming over euthanasie in geval van een minderjarige. Zo kan een patiënt tussen de twaalf en zestien jaar een arts een verzoek tot levensbeëindiging of hulp bij zelfdoding doen; ook wanneer de ouders zich hiermee niet kunnen verenigen, kan de arts het verzoek onder bepaalde voorwaarden inwilligen. Verder voorziet dit wetsvoorstel in toetsing achteraf van gemelde levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding door multidisciplinair samengestelde commissies. De strekking van dit wetsvoorstel is identiek aan die van het initiatiefvoorstel dat D66, PvdA en VVD op 16 april 1998 bij de Tweede Kamer indienden (kamerstukken II, 1997-1998, 26000). Na voorlegging van het initiatiefwetsvoorstel aan de Raad van State heeft het kabinet gekozen voor een andere opzet van het oorspronkelijke initiatiefvoorstel, zonder afbreuk te doen aan de inhoud van dat voorstel.
Kamerstuk 1998-1999 KST36623Kamerstuk 1998-1999 KST36625
Dit wetsvoorstel strekt ertoe in het Wetboek van Strafrecht een bijzondere strafuitsluitingsgrond op te nemen voor de arts die levensbeëindiging op verzoek toepast of hulp bij zelfdoding verleent en daarbij voldoet aan bepaalde zorgvuldigheidseisen. Een arts die aan alle zorgvuldigheidseisen voldoet en de meldingsplicht aan de gemeentelijke lijkschouwer vervult, is niet meer strafbaar. Het wetsvoorstel bevat regels over de besluitvorming over euthanasie in geval van een minderjarige. Zo kan een patiënt tussen de twaalf en zestien jaar een arts een verzoek tot levensbeëindiging of hulp bij zelfdoding doen; ook wanneer de ouders zich hiermee niet kunnen verenigen, kan de arts het verzoek onder bepaalde voorwaarden inwilligen. Verder voorziet dit wetsvoorstel in toetsing achteraf van gemelde levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding door multidisciplinair samengestelde commissies. De strekking van dit wetsvoorstel is identiek aan die van het initiatiefvoorstel dat D66, PvdA en VVD op 16 april 1998 bij de Tweede Kamer indienden (kamerstukken II, 1997-1998, 26000). Na voorlegging van het initiatiefwetsvoorstel aan de Raad van State heeft het kabinet gekozen voor een andere opzet van het oorspronkelijke initiatiefvoorstel, zonder afbreuk te doen aan de inhoud van dat voorstel.
Kamerstuk 1998-1999 KST36624