Agenda 2005-2006 OVG1300
Kamerstuk 2005-2006 KST94361
Agenda 2005-2006 OVG1292
Kamerstuk 2005-2006 KST91846
Kamerstuk 2004-2005 KST84629
de aansprakelijkheid voor schade aan de lading. Het verdrag is van toepassing op internationaal vervoer: de plaats van inontvangstneming (laadhaven) en de plaats van aflevering (loshaven) moet in twee verschillende staten liggen. Tot dusverre ontbrak uniforme regelgeving inzake overeenkomsten tot het vervoer van goederen over de binnenwateren. Het ontbreken hiervan belemmert de ontplooiing van het internationale goederenvervoer over de binnenwateren. Bovendien bestaan voor alle andere vervoersmodaliteiten (zee-, weg- , spoor en luchtvervoer) reeds decennialang uniforme regelingen voor het goederenvervoer. Voor de binnenvaart werd, behalve op de enkele bestaande civielrechtelijke overeenkomsten als de Conventie van Bratislava en de Rijn Cognossement voorwaarden na, steeds teruggevallen op het toepasselijke nationale recht dat van staat tot staat verschilt. Sommige staten maken voor de binnenvaart gebruik van de algemene handelsrechtelijke bepalingen terwijl andere staten over een specifiek binnenvaartrecht beschikken. Daarbij bestaat vaak ook een verschil in uitgangspunt: sommige staten haken voor de binnenvaart aan bij het zeerecht (Nederland, Zwitserland) terwijl andere staten juist aanhaken bij het landrecht (het weg- en spoorvervoerrecht zoals Duitsland). Ter illustratie van de verschillen kan worden gewezen op de uiteenlopende aansprakelijkheden voor schade aan de lading, die varieert van beperkte tot onbeperkte aansprakelijkheid. CMNI voorziet in een balans tussen genoemde verschillende oriëntaties en vormt daardoor een stimulans voor het internationale goederenvervoer over de binnenwateren. Onderhavig wetsvoorstel strekt tot goedkeuring en uitvoering van CNMI voor Nederland.
Kamerstuk 2004-2005 KST83097Kamerstuk 2004-2005 KST83099
Kamerstuk 2004-2005 KST83096
de aansprakelijkheid voor schade aan de lading. Het verdrag is van toepassing op internationaal vervoer: de plaats van inontvangstneming (laadhaven) en de plaats van aflevering (loshaven) moet in twee verschillende staten liggen. Tot dusverre ontbrak uniforme regelgeving inzake overeenkomsten tot het vervoer van goederen over de binnenwateren. Het ontbreken hiervan belemmert de ontplooiing van het internationale goederenvervoer over de binnenwateren. Bovendien bestaan voor alle andere vervoersmodaliteiten (zee-, weg- , spoor en luchtvervoer) reeds decennialang uniforme regelingen voor het goederenvervoer. Voor de binnenvaart werd, behalve op de enkele bestaande civielrechtelijke overeenkomsten als de Conventie van Bratislava en de Rijn Cognossement voorwaarden na, steeds teruggevallen op het toepasselijke nationale recht dat van staat tot staat verschilt. Sommige staten maken voor de binnenvaart gebruik van de algemene handelsrechtelijke bepalingen terwijl andere staten over een specifiek binnenvaartrecht beschikken. Daarbij bestaat vaak ook een verschil in uitgangspunt: sommige staten haken voor de binnenvaart aan bij het zeerecht (Nederland, Zwitserland) terwijl andere staten juist aanhaken bij het landrecht (het weg- en spoorvervoerrecht zoals Duitsland). Ter illustratie van de verschillen kan worden gewezen op de uiteenlopende aansprakelijkheden voor schade aan de lading, die varieert van beperkte tot onbeperkte aansprakelijkheid. CMNI voorziet in een balans tussen genoemde verschillende oriëntaties en vormt daardoor een stimulans voor het internationale goederenvervoer over de binnenwateren. Onderhavig wetsvoorstel strekt tot goedkeuring en uitvoering van CNMI voor Nederland.
Kamerstuk 2004-2005 KST83098