Handeling 2007-2008 HAN8298A16
De brief van de minister van BZK (Kamerstuk 30415, nr. 17) en de motie Rehwinkel c.s. (Kamerstuk 30415, nr. J) zijn aan onderhavige brief toegevoegd.
Kamerstuk 2007-2008 KST119141Agenda 2007-2008 OVG1483
Op 5 februari 2008 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel van de leden Van de Camp, Depla, Griffith en Van der Staaij houdende regels over de parlementaire enquête (Wet op de parlementaire enquête) (Kamerstukken 30 415) met algemene stemmen aangenomen. Het kabinet heeft op 14 maart 2008 besloten, ondanks bezwaren tegen het voorstel, de Koningin te verzoeken het wetsvoorstel te bekrachtigen. Met onderhavige brief dringt minister Ter Horst (BZK), in verband met die bezwaren en namens het kabinet, aan op een ruimhartige uitvoering van de in de Eerste Kamer aangenomen motie van het lid Rehwinkel c.s. (Kamerstukken I 2007-2008, 30415, J), bij voorkeur door het initiatief te nemen tot wijziging van de wet. Het kabinet wil graag met de Kamer nader overleggen over uitvoering van deze motie. Het laat de mogelijkheid open dat het zelf een wetsvoorstel indient, indien door de Tweede Kamer geen uitvoering wordt gegeven aan de motie of indien bij de toepassing van de wet zou blijken dat de bevoegdheden welke een parlementaire enquêtecommissie jegens burgers en rechtspersonen kan inzetten, niet van voldoende waarborgen zijn voorzien.
Kamerstuk 2007-2008 KST116825Kamerstuk 2007-2008 KST116758
Agenda 2007-2008 OVG1452
Handeling 2007-2008 HAN8233A03
Kamerstuk 2007-2008 KST114776
Kamerstuk 2007-2008 KST114572
Agenda 2007-2008 OVG1449
Kamerstuk 2007-2008 KST114563
Agenda 2007-2008 OVG1447
Kamerstuk 2006-2007 KST109996
Kamerstuk 2006-2007 KST109225
Kamerstuk 2006-2007 KST107361
Kamerstuk 2006-2007 KST106723
Kamerstuk 2006-2007 KST106191
Kamerstuk 2006-2007 KST104636
Agenda 2006-2007 OVG1362
Handeling 2006-2007 HAN8053A12
Handeling 2006-2007 HAN8050A13
Handeling 2006-2007 HAN8050A18
een conceptprotocol voor informatie-uitwisseling tussen Kamer en regering bij onderzoek. Nadat de Eerste Kamer heeft ingestemd met het wetsvoorstel, zullen deze wijzigingen worden ingevoerd.
Kamerstuk 2006-2007 KST102338Kamerstuk 2006-2007 KST102337
Kamerstuk 2006-2007 KST102226
In deze brief delen de indieners van het wetsvoorstel mee, dat bij de verdere behandeling de heer K.G. de Vries vervangen zal worden door de heer Boelhouwer, in verband met het vertrek van eerstgenoemde uit de Kamer.
Kamerstuk 2006-2007 KST102240Agenda 2006-2007 OVG1353
Kamerstuk 2006-2007 KST101957
Bijlage BLG9985
Hierbij stuurt de Commissie voor de Vernieuwing van de Wet op de Parlementaire Enquête de Tweede Kamerpublicatie 'De Wet op de Parlementaire Enquête onder de loep: onderzoeken over de parlementaire enquête in Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk' (zie bijlage). Deze publicatie is het resultaat van de in opdracht van de Commissie voor de Vernieuwing van de Wet op de Parlementaire Enquête verrichte onderzoeken naar de parlementaire enquête in Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. De onderzoeken liggen mede ten grondslag aan het op 20 december 2005 bij de Tweede Kamer aanhangig gemaakte wetsvoorstel van de (commissie)leden K.G. de Vries, Van de Camp, Luchtenveld - sinds 6 oktober 2006 opgevolgd door het lid Griffith - en Van der Staaij (kamerstuk 30415).
Kamerstuk 2006-2007 KST101627Agenda 2006-2007 OVG1352
Agenda 2006-2007 OVG1350
Kamerstuk 2005-2006 KST100587
Kamerstuk 2005-2006 KST100588
Kamerstuk 2005-2006 KST100352
In deze brief stellen de indieners de Kamer op de hoogte van het feit dat het wetsvoorstel in het vervolg mede zal worden verdedigd door het lid Griffith.
Kamerstuk 2005-2006 KST100300Eerder werd abusievelijk een verkeerde versie afgedrukt.
Kamerstuk 2005-2006 KST98221Kamerstuk 2005-2006 KST98008
Kamerstuk 2005-2006 KST97748
Kamerstuk 2005-2006 KST97802
Kamerstuk 2005-2006 KST97747
Onderhavig wetsvoorstel omvat een nieuwe Wet op de parlementaire enquête ter vervanging van de uit 1850 stammende wet. Sinds 1850 is de huidige Wet op de Parlementaire Enquête verschillende malen herzien. De belangrijkste wijzigingen vonden plaats in 1977 en 1991. De diverse wetswijzigingen hebben niet kunnen voorkomen dat de huidige Wet op de Parlementaire Enquête in de praktijk tot vragen leidt of multi-interpretabel wordt geacht. Uit door de parlementaire enquêtecommissies in het laatste decennium opgedane ervaringen en in de literatuur, blijkt ook kritiek op de regeling van de positie van personen die bij wet verplicht zijn tot medewerking aan een parlementaire enquête en op de openbaarheid en de toegang tot informatie. Voorts geeft de samenloop van een parlementaire enquête met ander, al dan niet strafrechtelijk, onderzoek aanleiding tot discussie. Bovendien is de verhouding tot andere wetgeving in de praktijk niet altijd duidelijk. De hoofdlijnen van het wetsvoorstel houden in dat het wetsvoorstel: - de bevoegdheden van de enquêtecommissie op enkele punten verruimt en verduidelijkt; - de positie van personen die tot medewerking aan een parlementaire enquête verplicht zijn verbetert en verduidelijkt; - de samenloop met ander, al dan niet justitieel, onderzoek verheldert; - de regeling inzake openbaarheid en toegang tot en archivering van documenten verbetert en verduidelijkt. Daarnaast voorziet het wetsvoorstel in een andere indeling van de wet, waardoor deze systematischer van opzet is dan de huidige Wet op de Parlementaire Enquête. Ook is het wetsvoorstel eenduidiger gemaakt. Bij het opstellen van het wetsvoorstel is bovendien zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij regelgeving van meer recente datum. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de huidige wet zijn: - de toekenning van bevoegdheden aan de enquêtecommissie schriftelijke inlichtingen te vorderen en plaatsen te betreden (artikelen 5 en 7); - de opneming van een algemene verplichting tot medewerking aan de enquête (artikel 14); - de opneming van een regeling over het voorgesprek (artikel 8); - de opneming van een regeling over de mogelijkheid openbare verhoren in afwezigheid van beeld- en geluidsregistraties te doen plaatsvinden (artikel 11, tweede lid); - de opneming van een algemeen recht op bijstand tijdens de enquête (artikel 17); - de regeling dat op de verschoningsrechten in elke fase van de enquête een beroep kan worden gedaan (artikelen 19 tot en met 24); - de opneming van een verschoningsgrond voor informatie met betrekking tot de persoonlijke levenssfeer (artikel 23); - de opneming van twee nieuwe dwangmiddelen, te weten de mogelijkheid van de oplegging van een rechterlijk bevel tot medewerking onder dwangsom (artikel 26) en de mogelijkheid van de oplegging van een rechterlijk bevel tot medewerking dat met de openbare macht (politie) ten uitvoer kan worden gelegd (artikel 27); - de opneming van een regeling ter verdere bescherming van personen waarover informatie wordt verstrekt in andere procedures (artikelen 29 en 30); - een heldere regeling van de openbaarheid/vertrouwelijkheid van de commissiearchieven (artikelen 36 tot en met 39).
Kamerstuk 2005-2006 KST93321een heldere regeling van de openbaarheid/vertrouwelijkheid van de commissiearchieven (artikelen 36 tot en met 39).
Kamerstuk 2005-2006 KST93320een heldere regeling van de openbaarheid/vertrouwelijkheid van de commissiearchieven (artikelen 36 tot en met 39).
Kamerstuk 2005-2006 KST93322