Laatste documenten binnen dossier 31867


03-03-2009

KST128304 Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met regels over elektronisch verkeer met de bestuursrechter (Wet elektronisch verkeer met de bestuursrechter); Voorstel van wet

Op 1 juli 2004 is de Wet elektronisch bestuurlijk verkeer (Stb. 2004, 214; de Webv) in werking getreden. Deze wet [een aanvulling op en wijziging van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)] bevat een regeling voor het verkeer langs elektronische weg tussen burgers en bestuursorganen in zowel de primaire als de zogeheten "verlengde" besluitvormingsfase. De Webv is dus ook van toepassing op de behandeling van bezwaren en administratieve beroepen. De Awb kent echter nog geen regeling voor het elektronisch verkeer tussen burgers en bestuursrechters. Inmiddels voelt de praktijk een toenemende behoefte aan het benutten van diverse elektronische mogelijkheden tijdens de bestuursrechtelijke procedure. Tegelijkertijd is echter nog (steeds) onvoldoende duidelijk of [en zo ja onder welke voorwaarden] elektronische verzending van processtukken kan worden aanvaard. Zowel de groeiende behoefte aan, als de bestaande onduidelijkheid over, elektronisch verkeer met de bestuursrechter geven ons thans voldoende aanleiding tot het scheppen van een wettelijke grondslag voor deze vorm van communiceren en procederen. Verder zien wij reden voor het creëren van een basis voor het stellen van nadere regels terzake. Dit sluit aan bij de ontwikkeling in het burgerlijk procesrecht zoals vervat in de Wet afschaffing procuraat en invoering elektronisch berichtenverkeer (wet van 20 maart 2008, Stb. 2008, 100; hierna: Wapieb). Het wetsvoorstel stimuleert de bestuursrechters om bestaande mogelijkheden voor het elektronisch procederen te verruimen en te verbeteren, en om nieuwe mogelijkheden te ontwikkelen. Het wetsvoorstel behelst een algemene regeling voor het elektronisch verkeer met de rechtbanken als bestuursrechters, de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), alsmede voor de gerechtshoven als in hoger beroep rechtsprekende belastingrechters en de Hoge Raad (HR) als belastingrechter rechtsprekend in cassatie. Daarnaast bevat het wetsvoorstel een kader voor het stellen van nadere regels, niet alleen over de betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid en technische kwaliteitseisen waaraan de elektronisch te verzenden documenten moeten voldoen, maar ook over het horen van partijen op afstand. De mogelijkheid tot het stellen van nadere wettelijke voorschriften bij algemene maatregel van bestuur (amvb) is opengehouden. Het gevolg hiervan is dat het onderhavige wetsvoorstel een beperkte strekking heeft: het beoogt slechts op zo kort mogelijke termijn duidelijkheid te verschaffen over de aanvaardbaarheid van elektronische middelen als manier voor communicatie tussen burgers en bestuursrechters ter inleiding en voortzetting van een beroepsprocedure.

Kamerstuk 2008-2009 KST128304

KST128307 Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met regels over elektronisch verkeer met de bestuursrechter (Wet elektronisch verkeer met de bestuursrechter); Advies en nader rapport

Kamerstuk 2008-2009 KST128307

KST128305 Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met regels over elektronisch verkeer met de bestuursrechter (Wet elektronisch verkeer met de bestuursrechter); Koninklijke boodschap

Kamerstuk 2008-2009 KST128305

KST128306 Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met regels over elektronisch verkeer met de bestuursrechter (Wet elektronisch verkeer met de bestuursrechter); Memorie van toelichting

Op 1 juli 2004 is de Wet elektronisch bestuurlijk verkeer (Stb. 2004, 214; de Webv) in werking getreden. Deze wet [een aanvulling op en wijziging van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)] bevat een regeling voor het verkeer langs elektronische weg tussen burgers en bestuursorganen in zowel de primaire als de zogeheten "verlengde" besluitvormingsfase. De Webv is dus ook van toepassing op de behandeling van bezwaren en administratieve beroepen. De Awb kent echter nog geen regeling voor het elektronisch verkeer tussen burgers en bestuursrechters. Inmiddels voelt de praktijk een toenemende behoefte aan het benutten van diverse elektronische mogelijkheden tijdens de bestuursrechtelijke procedure. Tegelijkertijd is echter nog (steeds) onvoldoende duidelijk of [en zo ja onder welke voorwaarden] elektronische verzending van processtukken kan worden aanvaard. Zowel de groeiende behoefte aan, als de bestaande onduidelijkheid over, elektronisch verkeer met de bestuursrechter geven ons thans voldoende aanleiding tot het scheppen van een wettelijke grondslag voor deze vorm van communiceren en procederen. Verder zien wij reden voor het creëren van een basis voor het stellen van nadere regels terzake. Dit sluit aan bij de ontwikkeling in het burgerlijk procesrecht zoals vervat in de Wet afschaffing procuraat en invoering elektronisch berichtenverkeer (wet van 20 maart 2008, Stb. 2008, 100; hierna: Wapieb). Het wetsvoorstel stimuleert de bestuursrechters om bestaande mogelijkheden voor het elektronisch procederen te verruimen en te verbeteren, en om nieuwe mogelijkheden te ontwikkelen. Het wetsvoorstel behelst een algemene regeling voor het elektronisch verkeer met de rechtbanken als bestuursrechters, de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), alsmede voor de gerechtshoven als in hoger beroep rechtsprekende belastingrechters en de Hoge Raad (HR) als belastingrechter rechtsprekend in cassatie. Daarnaast bevat het wetsvoorstel een kader voor het stellen van nadere regels, niet alleen over de betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid en technische kwaliteitseisen waaraan de elektronisch te verzenden documenten moeten voldoen, maar ook over het horen van partijen op afstand. De mogelijkheid tot het stellen van nadere wettelijke voorschriften bij algemene maatregel van bestuur (amvb) is opengehouden. Het gevolg hiervan is dat het onderhavige wetsvoorstel een beperkte strekking heeft: het beoogt slechts op zo kort mogelijke termijn duidelijkheid te verschaffen over de aanvaardbaarheid van elektronische middelen als manier voor communicatie tussen burgers en bestuursrechters ter inleiding en voortzetting van een beroepsprocedure.

Kamerstuk 2008-2009 KST128306